Braamsluiper
De herfsttrek van de Braamsluiper.
Door: Fred Koning
Van de familie van de Sylvidae is de Braamsluiper (Sylvia curruca) de soort welke een extreem afwijkende trekroute aflegt. De Braamsluiper overwintert namelijk in Oost Afrika in de landen als Sudan, Ethiopie en Tsjaad. Vrijwel alle Europese zangvogels die in Afrika zuid van de Sahara overwinteren trekken in zuidelijke richtingen en steken de Middellandse Zee over. De Braamsluiper daarentegen vliegt oostelijk om de Middellandse Zee heen en reist via Turkije, Libanon, Syrie, Israel en Egypte om zo Oost Afrika te bereiken. Groot Britannië, Nederland, Denemarken, Noorwegen en Zweden vormen dus zijn meest westelijke broedgebieden. Terugmeldingen van in Skandinavië geringde Braamsluipers komen allen uit zuid oostelijke richtingen.De vogels komen dus niet eerst naar zuidelijk gelegen west Europese landen, zoals Nederland om daarna hun trekrichting in oostelijke richting te veranderen. De enige doortrekkers die wij zouden kunnen verwachten zijn dus vogels die in Engeland of Ierland broeden.
In Nederland is de Braamsluiper een algemene broedvogel..In de nieuwste broedvogelatlas wordt de broedpopulatie geschat op 13000 tot 20000 broedparen. Vooral in duingebieden met veel struweel komen hoge dichtheden voor. (Hustings F. en J,W.Vergeer, 2002) De eerste vogels arriveren reeds rond midden april, maar de meeste komen pas in mei aan.
Aantal vangsten.
In Nederland worden per jaar tussen de 450 en 800 Braamsluipers geringd. In de AW.duinen liggen de vangsten de laatste jaren tussen de 90 en 250 ex. Dit is dus tussen 20% en 31% van wat in ons land wordt geringd. Grafiek 1 geeft een overzicht van de vangsten.In het totaal werden ruim 2000 Braamsluipers gevangen op het Vogelringstation in de AW.duinen. Omdat nog niet alle biometrische gegevens zijn ingevoerd werd maar een gedeelte van de vangsten voor dit artikeltje gebruikt. Alle vogels werden als volgroeide vogels met behulp van mistnetten in het eerste infiltratiegebied rond de vinkenbaan gevangen. Er wordt niet dagelijks gevangen maar gezien de lange reeks jaren zal het trekverloop aardig overeenkomen met de vangsten.
Herfsttrek.
De Braamsluiper broedt in mei en juni. De oude vogels ondergaan direct na het grootbrengen van de jongen een complete rui welke behalve de lichaamsveren ook alle slagpennen en staartpennen omvat. Tijdens de rui kunnen de vogels zeer slecht vliegen en verplaatsen ze zich maar weinig. In de loop van augustus is de rui voltooid en kunnen ook zij vertrekken.
In de loop van juni en In de loop van juni verschijnen de eerste jongen en neemt het percentage adulten snel af.
In juli, augustus en september bestaat 90 % van de vangsten uit juveniele vogels. Het kan zijn dat deze gemakkelijker zijn te vangen. Dit is een verschijnsel dat bij veel soorten zangvogels voorkomt. juli begint het aantal vangsten te stijgen. Vooral eind juli is er al veel trek van Braamsluipers. Augustus is de maand waarin de grootste aantallen geringd worden. In begin september nemen de vangsten snel af. De laatste Braamsluipers passeren nog tot half oktober.
Het natte duin, met zijn vele besdragende heesters en enorm rijk insektenleven is kennelijk een goed fourageergebied voor Braamsluipers .Er moet wel een enorme doorstroming van bezoekers plaats hebben want er worden relatief weinig vogels voor een tweede maal gevangen. Vroeg in het seizoen hebben de jonge Braamsluipers minder haast om te vertrekken dan later in de zomer. Het gemiddelde verschil tussen de eerste vangst en de laatste vangst neemt in de loop van het trekseizoen sterk af. Dit duidt erop dat de later doortrekkende vogels korter in het terrein verblijven.
Tabel 1. Tijd tussen eerste en laatste vangst van terugvangsten van Braamsluipers in de zelfde herfst.
Gevangen in: Gemiddelde duur eerste en laatste vangst.
juni 17 dagen (9)
juli 13 dagen (46)
augustus 9 dagen (32)
september 6 dagen (4)
Opmerkelijk is dat er zelden Braamsluipers worden aangetroffen met veel lichaamsvet, de brandstof voor lange non-stop vluchten. Vooral bij soorten als Rietzanger en Kleine Karekiet komen we vaak vogels tegen met 10 tot 30 % aan lichaamsvet. Bij de Braamsluiper is dit uiterst zelden, wat erop zou kunnen duiden dat zij hun reis naar het oosten afleggen in korte etappes. De Braamsluiper kan kennelijk gemakkelijk aan zijn kostje komen in het gecultiveerde landschap van centraal Europa. Het optimale biotoop voor Kleine Karekiet en Rietzanger is veel schaarser en voor deze soorten is het dan ook mogelijk noodzakelijker om meer vetreserves aan te leggen. De gewichten vertonen in de loop van het trekseizoen dan ook geen trend. Er zijn slechts drie vangsten van vogels boven 14 gram; één in de derde decade van augustus en twee in begin september.In de eerste decade van september liggen de gewichten iets hoger dan in augustus. Dit zou kunnen duiden op doortrek. Eind augustus en begin september verlaten veel vogels de Engelse oostkust.
Terugmeldingen van Braamsluipers zijn schaars. We hebben er 13 en tevens 5 vangsten van elders geringde exemplaren. Braamsluipers die binnen het zelfde seizoen als waarin ze geringd werden zijn teruggemeld, geven de indruk dat ze tijdens de eerste maanden maar wat rondzwerven in de duinen. We bezitten drie terugmeldingen van vogels die in dezelfde herfst werden teruggevangen op locaties noordelijk van de AW duinen, namelijk uit Castricum en uit de Kennemerduinen. De overige twee terugmeldingen kwamen uit België. Verder werden er nog twee vogels gevangen die geringd werden in de Kennemerduinen. De terugmeldingen in latere jaren geven een zelfde beeld te zien. Het zijn vogels die geringd werden op ringstations langs de Hollandse kust. Bovendien nog één vogel die geringd werd in België en één vogel die het volgende voorjaar uit Engeland werd teruggemeld.